Agrarisch Natuur- en Landschapsbeheer (ANLb)

Leefgebied open grasland

Binnen het leefgebied open grasland ligt de focus op weidevogelbeheer. In het Natuurbeheerplan worden twee onderdelen onderscheiden: kritische soorten en niet-kritische soorten.

De naamgeving kritisch en niet-kritisch verwijst naar de eisen die een weidevogel stelt aan zijn leefomgeving en de verspreiding van een soort. Een grutto stelt meer en zwaardere (=kritische) eisen aan zijn leefgebied dan bijvoorbeeld een kievit. Zo broedt een kievit zowel op grasland als op bouwland en daarmee niet alleen in de ‘klassieke’ weidevogelgebieden, maar wijd(er) verspreid binnen het werkgebied van het collectief, waaronder in akkergebieden.

 

Grutto

De grutto is de nationale vogel van Nederland. Sinds 1970 is de populatie met 75% achteruitgegaan. Ondanks de sterke achteruitgang herbergt Nederland nog steeds de grootste populatie van Noordwest-Europa. Daarmee heeft ons land een grote internationale verantwoordelijkheid om deze soort te beschermen. De grutto vliegt elk jaar meer dan 8000 km tussen broed- en overwinteringsgebied. In het vroege voorjaar komen de vogels weer in Nederland aan en verzamelen ze zich bij ondiepe plassen in natuurgebieden en plasdrasgraslanden. De eileg begint eind maart met een piek in de tweede helft van april. Net als de andere steltlopers, zijn grutto’s nestvlieders. Dat betekent dat de kuikens vrijwel gelijk het nest verlaten om zelfstandig op zoek te gaan naar voedsel. Vanaf juli tot september trekken de grutto’s naar Zuid-Europa (met name Spanje, Portugal) en West-Afrika.

De grutto behoort, net zoals de tureluur en de wulp, tot de kritische weidevogels. Deze soorten stellen meer en zwaardere (= kritische) eisen aan hun leefgebied dan bijvoorbeeld een kievit. Zo broedt een kievit zowel op grasland als op bouwland en daarmee niet alleen in de ‘klassieke’ weidevogelgebieden.

Voor de grutto is de beheerinzet gericht op het realiseren van een beheermozaïek van grasland met rustperiode, plasdras, (ontwikkeling) kruidenrijk grasland en extensief beweide percelen. De mogelijkheden voor het afsluiten van weidevogelbeheer op een specifiek perceel zijn altijd afhankelijk of er daadwerkelijk weidevogels voorkomen. Er wordt actief ingezet op voldoende kuikenland: minimaal 20 ha kuikenland per 100 ha (20%) en 1,4 ha kuikenland per grutto-paar binnen een straal van 200 meter rond een nest, waarvan minimaal 0,7 ha uit (ontwikkeling) kruidenrijk grasland bestaat.

 

Tureluur

Net als de grutto en kievit is de naam van deze vogel een klanknabootsing. Tureluurs zijn zeer plaatstrouw (net als grutto’s en wulpen). Ze komen telkens op min of meer dezelfde plek terug om te broeden. Het nest van de tureluur is meestal goed verborgen in een bestaande graspol met eroverheen gevouwen grasstengels. Buiten het broedseizoen trekken veel tureluurs naar de kust van de Waddenzee en Zeeuwse Delta. Vanaf daar trekken ze soms verder naar de Atlantische kusten van Frankrijk, het Iberische Schiereiland tot aan (Noord-) West-Afrika.

De tureluur behoort, net zoals de wulp en de grutto, tot de kritische weidevogels. Deze soorten stellen meer en zwaardere (= kritische) eisen aan hun leefgebied dan bijvoorbeeld een kievit. Zo broedt een kievit zowel op grasland als op bouwland en daarmee niet alleen in de ‘klassieke’ weidevogelgebieden.

Voor de tureluur is de beheerinzet gericht op het realiseren van een beheermozaïek van grasland met rustperiode, plasdras, (ontwikkeling) kruidenrijk grasland en extensief beweide percelen. De mogelijkheden voor het afsluiten van weidevogelbeheer op een specifiek perceel zijn altijd afhankelijk of er daadwerkelijk weidevogels voorkomen. Er wordt actief ingezet op voldoende kuikenland: minimaal 20 ha kuikenland per 100 ha (20%) en 1,4 ha kuikenland per grutto-paar binnen een straal van 200 meter rond een nest, waarvan minimaal 0,7 ha uit (ontwikkeling) kruidenrijk grasland bestaat.

 

Wulp

De wulp is de grootste steltloper van Nederland. In 1970 broedde de soort op veel meer plaatsen in Nederland, zoals in heide- en duingebieden. Maar mede door toegenomen predatiedruk en recreatie is de schuwe vogel daar voor een groot deel verdwenen. De populatie is met 40% achteruitgegaan tussen 1990 en 2015. De overgebleven wulpen broeden met name op boerenland, zowel op grasland als op bouwland. Op bouwland broeden ze op kale of schaars begroeide grond, terwijl ze in grasland de hogere structuurrijke vegetatie verkiezen. De meeste Nederlandse wulpen trekken weg naar Engeland en Zuidwest-Europa. Toch zijn er in de winter grote aantallen wulpen te zien aan de kustgebieden in Nederland. Dat zijn vrijwel allemaal broedvogels uit het buitenland.

De wulp behoort, net zoals de tureluur en de grutto, tot de kritische weidevogels. Deze soorten stellen meer en zwaardere (= kritische) eisen aan hun leefgebied dan bijvoorbeeld een kievit. Zo broedt een kievit zowel op grasland als op bouwland en daarmee niet alleen in de ‘klassieke’ weidevogelgebieden.

Voor de wulp is de beheerinzet gericht op het realiseren van een beheermozaïek van grasland met rustperiode, plasdras, (ontwikkeling) kruidenrijk grasland en extensief beweide percelen. De mogelijkheden voor het afsluiten van weidevogelbeheer op een specifiek perceel zijn altijd afhankelijk of er daadwerkelijk weidevogels voorkomen. Er wordt actief ingezet op voldoende kuikenland: minimaal 20 ha kuikenland per 100 ha (20%) en 1,4 ha kuikenland per grutto-paar binnen een straal van 200 meter rond een nest, waarvan minimaal 0,7 ha uit (ontwikkeling) kruidenrijk grasland bestaat.

 

Kievit

Deze gekuifde weidevogel is landelijk bekend vanwege zijn eieren. Hoewel het rapen van kievitseieren sinds 2016 in heel Nederland is verboden, is het vinden van het eerste kievitsei nog steeds traditie. De kievit begint als eerste weidevogel met broeden, bij voorkeur in kort gras of op braakliggende velden. Kieviten zijn oogjagers en zoeken veelal op zicht naar regenwormen en andere ongewervelden tussen de vegetatie. Bij voldoende voedsel en veiligheid blijven kievitskuikens zeer dicht bij de nestlocatie. Kieviten zijn territoriale vogels en zijn goed in het verdedigen van hun nest en kuikens tegen vliegende predatoren. Andere weidevogelsoorten profiteren daarvan en broeden vaak in de nabijheid van kieviten. De kievit is een korte- en middellange afstandstrekker. Veel vogels bewegen mee met de vorstgrens, richting Engeland, Frankrijk tot aan Noord-Afrika.

In de gebieden waar de kievit en scholekster de doelsoorten zijn, is de inzet gericht op het verhogen van de kuikenoverleving. Daarbij wordt ingezet op een combinatie van de volgende maatregelen: uitgestelde bewerkingen op bouwland, kievitstroken, plasdras en extensieve beweiding.

 

Scholekster

De scholekster is nog niet eens zo heel lang een weidevogel in Nederland. Pas in de twintigste eeuw breidde deze soort zijn broedgebied sterk uit richting het binnenland. Maar sinds 1985 is de populatie sterk afgenomen. De scholekster broedt veelal in kort gras of op braakliggende velden. Ook worden steeds vaker nesten gevonden op platte grinddaken van gebouwen. Een belangrijk verschil met de andere steltlopers is dat de kuikens nog lange tijd worden gevoerd door de ouders. Scholeksters overwinteren in het Wadden- en Deltagebied of trekken weg naar Zuidwest-Europa (jonge vogels). Net als de kievit staat de scholekster bekend als een territoriale vogel die zijn nest goed verdedigt tegen belagers.

In de gebieden waar de kievit en scholekster de doelsoorten zijn, is de inzet gericht op het verhogen van de kuikenoverleving. Daarbij wordt ingezet op een combinatie van de volgende maatregelen: uitgestelde bewerkingen op bouwland, kievitstroken, plasdras en extensieve beweiding.

(Foto’s op deze pagina zijn gemaakt door Leonard Rouhof)